Groeten uit Efeze
 
Geliefde broers en zussen in de Heer,

Mij bereikte het bericht dat u in Albaniana, de nederzetting bij het gelijknamige castellum aan de limes van het Romeinse Rijk, bijzondere belangstelling hebt voor mijn geschriften, speciaal mijn beschrijving van het leven, de woorden en de daden van onze Heer. Dat is fijn te horen. Het gaat echter niet om mij. Mijn naamgenoot en verre achterneef met de bijnaam “de Doper” heeft ooit al gezegd: “Ik ben niet de Messias”. Welnu, ik ook niet. Ik ben alleen maar een van de boodschappers van het goede nieuws en ik heb mijn verhaal opgeschreven om mijn medegelovigen in Efeze en omgeving aan te sporen te blijven vasthouden aan het geloof dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, opdat zij - en dus ook u - eeuwig leven ontvangen door Zijn naam.

Het gaat dus om Hem. Wat een voorrecht heb ik genoten dat Jezus mijn neef was. Mijn moeder Salomé - moge zij rusten in vrede - was een zus van Maria, de moeder van Jezus. Ik heb Hem dus gekend vanaf dat hij een kind was; we waren ongeveer even oud. Het meeste van wat Hij gezegd en gedaan heeft, heb ik van nabij meegemaakt. Wat is dát lang geleden, ik denk zo’n 60 jaar.

Nog niet zo heel lang geleden ontmoette ik een handelaar die mij vertelde ooit langs de limes gereisd te hebben en ook uw castellum aangedaan te hebben. Daar trof hij handelaars en vakmensen aan en ook enkele oud-militairen, zie zich in uw dorp aan de Rhenos gesetteld hebben. Hij vertelde ook dat er veel strijd is tussen de Romeinse garnizoenen daar en de Germaanse stammen en dat Albaniana (in onze wereldtaal betekent dat “nederzetting aan het witte water”) het vaak zwaar te verduren heeft. De handelaar die ik sprak, was blij dat hij niet zo heel lang bij de limes hoefde te zijn; hij vond het klimaat er koud, nat, kil. Dat is hier in Efeze wel anders; hier zijn de zomers warm en droog en de winters aangenaam.

Maar genoeg hierover. Terug naar mijn neef en wat Hij voor ons, voor u en voor de hele wereld betekent. Hoewel het lang geleden is, weet ik nog precies wat Hij allemaal gezegd heeft. Diepe indruk maakte het op mij, dat Hij vaak zei: ”Ik ben”. De ene keer voegde Hij er aan toe “het brood dat leven geeft”, een andere keer “het Licht voor de wereld”. En zo nog vijf toevoegingen. Maar ook vaak gewoon “Ik ben het”. Ik snapte direct wat Hij daarmee bedoelde: Hij was degene die de naam Jahweh handen en voeten heeft gegeven en daarmee heeft laten zien hoe veel God van ons houdt. Dat raakte mij zó diep dat ik die uitspraken een prominente plek wilde geven in mijn verhaal. Daarom schreef ik ook in een van mijn (andere) brieven: “het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden” (dat rijmt ook nog: gezonden - zonden).

Geliefde zussen en broers in Albaniana, al wonen wij ver bij elkaar vandaan - blijf dát toch vooral geloven. Ik hoop dat u net zo verwonderd bent als ik over wie Jezus was, en - dat geloof ik stellig - nog steeds is. Hij was veel meer dan mijn neef, Hij was en is de Zoon van God.

Ik zou nog veel meer kunnen schrijven, maar dan zou het te veel worden in één keer. Ik hoop nog eens iets van u te horen. Groet alle gelovigen bij u in de buurt, mede namens alle broers en zussen hier in Efeze.

Johannes

Beste Johannes, 

Wat fijn om een brief te mogen ontvangen. Mag ik “je” zeggen? We zijn immers naamgenoten en collega’s!

In de loop van de eeuwen is Albaniana uitgegroeid tot een groot dorp waar bijna 74.000 mensen wonen. Dat is nog wel ruim 30.000 minder dan in jouw stad. Het dorp heet nu Alphen aan den Rijn. Het ligt niet meer aan de grens, maar midden in een overvol gebied dat “Randstad” genoemd wordt. En ja, het klimaat is hier nog steeds nat en kil, maar de meeste moerassen uit jouw tijd zijn verdwenen.

Inderdaad, onze kleine gemeente is geïnteresseerd in jouw evangelie-beschrijving. Ik geef toe dat ik hen daartoe aangezet heb. Omdat de Ik ben-woorden van Jezus zo belangrijk zijn, zijn we daarmee begonnen. Ik heb om de gemeente op te bouwen hen uitgenodigd eerst een aantal bijbelgedeelten te gaan lezen in wat wij nu noemen “het Oude Testament”. Woorden die jij ook direct herkende als klankbord van de woorden van Jezus. Ik heb ze zelfs een leesrooster aangeboden en ik hoop van harte dat de vonk van enthousiasme overslaat op hen.

Als collega-voorganger heb ik met heel andere uitdagingen te maken dan jij. In jouw stad Efeze was één kerk, ik vermoed een vrij grote kerk. Wij hebben in ons dorp te maken met meer dan 30 verschillende kerken. Triest dat de kerk van onze ene Heer zó verdeeld is geraakt. Ik ben dankbaar dat de meeste van die kerken Jezus belijden als de Zoon van God, want inderdaad: het gaat om Hem. Hij was en is, zoals we hier wel eens zingen “adembenemend, ontroerend dichtbij”.

Jij had te maken met mensen die beweerden dat Jezus nooit echt mens geweest is, maar een soort schijnlichaam had. Daar heb je je tegen verzet en in je evangelieverhaal betoogd dat de aardse Jezus, jouw neef, dezelfde is als de hemelse Zoon van God. In onze tijd hebben wij te maken met duizenden mensen die Jezus zien als een soort voorbeeldfiguur, die rake dingen gezegd heeft. Dat wás ook zo, maar Hij was en is veel meer dan dat. Ook zijn er legio mensen die zeggen dat er helemaal geen God is. Dat is nog erger.

Jouw brief heb ik verspreid onder onze gemeenteleden via wat tegenwoordig heet het internet. Daar heb jij natuurlijk nog nooit van gehoord, maar geloof me, het is een prachtig middel om snel en effectief de boodschap van het evangelie te verspreiden onder duizenden mensen.

Beste Johannes, ik wil het niet te lang maken (ik krijg wel vaker te horen dat ik te lang preek, maar ja, net als jij heb ik iets van “waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over”). Indien de Heer het wil en wij leven, zal ik je op de hoogte houden van onze lees-ervaringen hier.

In Christus verbonden,

Johannes
P.S.: mijn tweede naam, achternaam genoemd, is in jouw taal: tympano of tampourlo.